afwezig geven


afwezig geven 1.0

((vooral) in België)

niet optreden, niet opdagen of niet reageren waar dat verwacht kan worden; zich afmelden; verstek laten gaan; bedanken voor; niet thuis geven

Algemene voorbeelden


Johan Bruyneel gaf afwezig voor de slotetappe van de Zwitserse ronde. Onze landgenoot werd, volgens ploegleider De Rooy, in het holst van de nacht naar huis geroepen omdat een dicht familielid van zijn vriendin plots ziek was geworden.

De Standaard,

Bepaald gênant werd het toen Hucknall de heren tot vijfmaal toe aanporde mee te zingen, maar die gaven afwezig.

De Standaard,

De kopers gaven afwezig, waardoor de Dax-index bijna 12 punten lager eindigde op 2.192,04 punten.

De Standaard,

Zo moest Alfredo Guttierez de vallenato voorstellen, maar hij gaf afwezig. Geen probleem: Reasons Orchestra uit St-Lucia verving met bruisende verve.

De Standaard,